Vis verhaal Jelle van der Muur
In Memoriam
Dhr. Jelle van der Muur uit Nijeberkoop, was jarenlang het oudste vis liefhebbende lid van onze vereniging HSV de Rietvoorn Oldeberkoop. Jelle van der Muur is onlangs op 95 jarige leeftijd overleden. In 2013 heeft zijn buurman en schrijver Dhr. Frans Wuijts een verhalenbundel geschreven over het leven van Jelle van der Muur. Het boekje over Jelle bevat schitterende anekdotes en verhalen. Het verhaal over vissen mogen we jullie niet onthouden en hebben na overleg met de schrijver permissie gekregen om het op de website te zetten.
Frans Wuijts van Ni’jberkoop
schrift verhaelen over de ooldste inwoner van et dörp, de oolde bakker Jelle van der Muur
ONZE OUDSTE NIJEBERKOPER DORPSGENOOT JELLE VAN DER MUUR Over het vissen
'Jelle is even achter ’, zegt Griet, terwijl ik weer eens in huize Van der Muur binnen val voor een volgend konterfeitsel van het leven deze karakteristieke man. ‘Hij is bezig zijn hengel en zo in orde te maken, want morgenochtend gaat hij weer vissen. Daar is de dinsdag voor. Dat doet hij al jaren, elke week weer’. Even later komt Jelle de kamer binnen. ‘Ben je verdwaald?’, vraagt hij op zijn bekende olijke, quasi confronterende manier. ‘Nee hoor, maar ik kwam maar weer eens even buurten, want ik kreeg klachten van de buurman even verder op’, antwoordde ik. Jelle was kort daarvoor al even bij me langs gekomen om te vragen waar ik toch bleef. ‘Ik heb nog zoveel te vertellen’. Hij gaat meteen op zijn praatstoel zitten bij het raam, terwijl ik mijn pen en blocnote al vast in de aanslag breng. ‘Ja. Morgen is het weer zover. Om 8 uur gaan we weer op pad, mijn maat en ik’. Die maat is Reindert Koopstra uit Oldeberkoop. Een jonkie nog van 77 jaar in vergelijking met Jelle. Samen doen ze dat al vele jaren vanaf ongeveer de tijd dat Jelle met de bakkerij was gestopt. Vóór die tijd ging hij met anderen vissen, vooral naar het IJsselmeer. Ondanks zijn drukke bakkersbestaan ging hij daartoe zondagsnachts om 2 uur al zijn bed uit. Achteraf beschouwd, vindt hij dat nu wel gekkenwerk. Maar ja, het is die drang he. ‘Vissen is heel gezellig en sportief en je kunt je er goed bij ontspannen’. Ze gingen toen vooral naar ‘de 6 kilometer’ of naar ‘de 25 kilometer’. Griet en ik weten niet wat hij daarmee precies bedoelt. Na even doorvragen, wordt duidelijk dat het twee visstekken zijn langs de IJsselmeerdijk, die Jelle zo noemt. ‘Op de 25 kilometer is het puin van Rotterdam gestort van na de bombardementen in de oorlog. Weet je dat niet?’ Ik wist het niet. Griet ook niet. ‘Daar visten we vooral met wormen en vingen de dikste baarzen’. Met Reindert zoekt Jelle altijd andere plekken op. ‘Ongelijk hoe de wind waait, want wij vissen van de wind af, zogenaamd ‘ afwinds ’. Ook dat vraagt voor de visleek, die ik ben, om enige uitleg. ‘Nou, dat zit zo’, zegt Jelle. ‘Als je aan een vaart zit, dan wil ik de wind in de rug hebben. Dat vist beter’. Oh, zit dat zo. Dus niet de wind van voren en ook niet in het verlengde van de vaart. Duidelijk. Vroeger togen Reindert en Jelle vaak naar het kleine meertje niet ver van de brug over de Tjonger, richting Makkinga. Maar dat is nu beschermd gebied. Later gingen ze vaker naar de omgeving van Ossenzijl, of naar ‘Et Wiede’ achter Wolvega. Daar wordt de Linde ineens wat breder. Eigenlijk is Ossenzijl hun vaste stek, maar in de zomer stikt het er van de boten. Vanaf september wordt het daar weer rustiger. Morgen gaan ze naar het gebied van ‘De Scheene’, bij Nijetrijne. Thermoskannen mee, die van Reindert met koffie, die van Jelle met heet water voor thee en Cup-a Soup. Verder een dikke banaan en een paar boterhammen. Zo komen ze de dag wel door. Tot een uur of twee, zodat ze om drie uur in de middag weer thuis zijn. Er wordt gevist met maden en gewone hengels voor ouderwets vissen. Die van Jelle is zes meter lang, die van Reindert zeven. Het snoer is even lang als de hengels en een niet al te grote, lichte dobber heeft de voorkeur. De diepte van het water wordt eerst even uitgemeten, daarna wordt er gevoerd en dan gaat het los. Belangrijk is dat de dobber goed in de gaten wordt gehouden en dat je snel reageert. Is er beet, dan moet er meteen worden aangeslagen. Dan komt de haak door de lip van de vis en is er weinig schade. Alle vis die de beide maten vangen, gooien ze weer terug in het water. Het gaat hen om het vissen zelf en om de gezelligheid. ‘Jullie hebben dus hele gesprekken ondertussen?’, vraag ik hem. ‘Absoluut niet’, antwoordt hij. ‘We zeggen geen woord tegen mekaar, of soms even ‘Wil het wat’? Da’s alles. Reindert zit wel 20 meter bij me vandaan. Die is nog veel secuurder dan ik ben’. ‘Dan heb je zeker genoeg de tijd om je zonden te overdenken’, plaag ik hem wat. ‘Nee hoor, dan zou ik wel een jaar werk hebben’, reageert Jelle, ‘maar schrijf dat maar niet op’. Nog een reden om niks mee naar huis te nemen is de smaak van de vis uit de binnenwateren. Die vindt hij veel te grondig. En Griet houdt helemaal niet van vis schoon maken. Dus alles gaat weer terug. ‘‘Daar verwacht ik nog wel eens een medaille voor’, zegt Jelle met een grijns.
Op een keer zaten ze te vissen, toen er een plezierboot met ouden van dagen afmeerde, precies op de plek waar Reindert zat de vissen. Die was daar spinnijdig over, want hij had net op die plek gevoerd. ‘Dag jongens, wil het wat bijten vandaag en willen jullie ook een bakje koffie?’, vroeg de schipper. ‘Ik wel’, antwoordde Jelle, maar Reindert reageerde boos: ‘Zuip die koffie zelf maar op’. Reindert is juist heel nauwkeurig met het voeren, dus die was flink in zijn wiek geschoten. Jelle kon de grap wil waarderen. Jelle is lid van de Hengelsportvereniging ‘De Rietvoorn’ in Oldeberkoop. Daarover spreekt hij met waardering, hoewel hij niet meer naar de jaarvergaderingen gaat. De vereniging zorgt voor zijn jaarlijkse visvergunning. ‘Dat pasje zit in mijn vistasje en dat heb ik altijd bij me samen met de lijst van de viswateren. Soms worden we wel eens gecontroleerd door een paar agenten. De vrouwelijke agent controleert dan mij en de mannelijke Reindert’. Een oude vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. Dan gaat het even mis. Jelle wil zijn vergunningspasje laten zien en kan het niet in zijn tasje vinden. Wel zitten de exemplaren van 2009 en 2010 er nog in. Maar die van 2011 ontbreekt. ‘Dan ga ik wel zonder’, lijkt hij zonder blikken of blozen te zeggen. Maar toch is hij er niet helemaal gerust onder. Een mooi moment om hem nog even te sarren: ‘Dat kost je een bekeuring morgen. Griet en ik geven je wel even aan vanwege illegaal vissen’. Na enig zoeken komt het pasje boven water. Het zat nog in de enveloppe van vorig jaar, in zijn grote vistas.
Frans Wuijts